Skip to content

Dossier nalatenschap ‘Tot de dood ons scheidt’

‘Tot de dood ons scheidt’, een bekende uitspraak in een huwelijksvoltrekking. Maar meer dan in het huwelijk geldt deze uitspraak voor ouders en hun kinderen. Niemand wil eraan denken, maar toch kan het gebeuren dat je de zorg van je kinderen ooit aan een ander moet overlaten en dan kan alles maar beter goed geregeld zijn. Zeker als je een kind met een beperking hebt, is het goed om bij je nalatenschap stil te staan. Wie kan er voor jouw kind zorgen en wat is daarvoor nodig? Wie beheert de financiën en wat is jouw visie op de zorg voor je kind? We brengen een bezoek aan notariskantoor Bierenga in Zwijndrecht en spreken op de Erasmus Universiteit Rotterdam met Ankje Grapperhaus, universitair docent familierecht.

Veel ouders hebben nooit iets vastgelegd over hun nalatenschap. Het is wettelijk bepaald dat als zij komen te overlijden, hun kinderen erfgenamen zijn. Daarvoor hoef je niet naar een notaris. Maar wie gaat er voor jouw (minderjarige) kind(eren), al dan niet met een beperking, zorgen? “In dergelijke situaties moet een voogd worden benoemd”, legt Patricia Duijnhouwer, kandidaat-notaris familierecht bij notariskantoor Bierenga ons uit. “De kantonrechter zal daarover een uitspraak doen, dat wil zeggen dat de kantonrechter een voogd of mentor zal benoemen. Dat kan een familielid of goede bekende van het gezin zijn, maar als er geen familieleden zijn of niemand bereid is de zorg op zich te nemen, dan wordt er gezocht naar een pleeggezin dat de zorg voor het kind of de kinderen op zich zal nemen.”

Waar moet je als ouders juridisch bij stilstaan?

Het is meer dan verstandig om stil te staan bij het hoe en wat als je komt te overlijden. Maar eigenlijk begint het al ver daarvoor, want ook bij leven is het heel belangrijk om een aantal zaken goed te regelen.
Ankje Grapperhaus, universitair docent familierecht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam legt ons uit dat je sowieso zou moeten nadenken over de beschermingsmaatregel en het mentorschap. “Iedereen die minderjarig is, wordt juridisch gezien beschermd. Ouders regelen juridische zaken voor hun kind. Op het moment dat iemand meerderjarig wordt, wordt hij of zijn voor de wet als volwassen gezien. Een achttienjarige kan dan zelf beslissen over zijn eventuele vermogen en wordt geacht zelfstandig te kunnen beslissen over tal van zaken. Kinderen of jongvolwassenen met een beperking kunnen dit vaak niet en moeten daarom  hierbij op een of andere wijze beschermd worden. Dat kan op drie manieren: curatele, beschermingsbewind of mentorschap,” legt Ankje uit. Als iemand onder curatele wordt gesteld, gaat dat heel ver. Deze persoon wordt dan totaal handelingsonbekwaam geacht en is niet in staat om doordachte juridische handeling te verrichten. We bespreken een voorbeeld van iemand die op het eerste oog volledig ‘normaal’ lijkt, maar door een bipolaire stoornis volledig ontoerekeningsvatbaar is.

Bij jongvolwassenen met een beperking zie je soms heel goed dat hij of zij zichzelf niet goed kan beschermen. Denk bijvoorbeeld aan een jongen van vijfentwintig met een ernstige beperking die ineens een elektrische fiets van een paar duizend euro gaat kopen. De wederpartij, in dit geval de verkoper van de fiets, kan logischerwijs zien dat die jongen verstandelijk niet in staat wordt geacht om zo’n aankoop doordacht te kunnen doen. In zo’n geval heeft iemand het recht om de aankoop terug te draaien. In dit voorbeeld kan deze jongen dit natuurlijk ook niet zelf en daarom is het wel handig als in zo’n geval een beschermingsbewind is ingesteld. Als dit bewind niet is vastgelegd, kan eigenlijk niemand de aankoop juridisch gezien terugdraaien. Er wordt dan immers geacht dat deze jongen zichzelf kan vertegenwoordigen. Zaken zoals bijvoorbeeld het aanvragen van een pgb, het betalen van de huur en het afsluiten van verzekeringen zouden juridisch gezien door personen vanaf achttien jaar zelf gedaan moeten worden. Dus eigenlijk moet het zo zijn dat vóór het kind de leeftijd van achttien jaar bereikt, de beschermingsmaatregel is vastgelegd. Deze wordt van kracht op het moment dat het kind achttien jaar is.

Waar het beschermingsbewind echt over het vermogen gaat, richt het mentorschap zich meer op de persoon zelf. Denk hierbij bijvoorbeeld aan wie er een afspraak met de arts regelt, wie bekijkt welke therapie  de persoon met beperking nodig heeft, welk gezinsvervangend huis het meest geschikt is en wie alle  gesprekken over allerlei besluiten voert.  Ankje wijst erop dat ouders dit mentorschap áltijd zouden moeten regelen vóór het kind achttien wordt, zodat alles in een vloeiende beweging doorloopt. Je wordt van ouder dan bewindvoerder en mentor. De zorg voor je kind verandert daarmee niet, maar het is wettelijk goed geregeld. Alhoewel het logisch lijkt dat voor en na de achttienjarige leeftijd niet zoveel verandert als je kind ernstig meervoudig beperkt is, is dit wettelijk dus niet zo. Bekijk het eens zo: de wetgever kan van een afstand niet bepalen waar voor een kind met een ernstig meervoudige beperking de grens ligt van waartoe het zelf in staat is zaken te regelen. Daarom moet dit dus wel formeel worden geregeld, ook al lijkt dit in veel gevallen onzinnig.

Je kunt een verzoek tot curatele, bewind of mentorschap doen bij de kantonrechter. Hiervoor is geen advocaat nodig. Op https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/curatele-bewind-en-mentorschap vind je meer informatie en de formulieren die je nodig hebt om dit te regelen.

Ankje: “Ik vind het altijd heel belangrijk dat je iemand zoekt als bewindvoerder die qua leeftijd een generatie onder die van jezelf zit, bijvoorbeeld een broer of zus van het kind, of als die er niet zijn een neefje of nichtje. Ik zie vaak dat ouders hun eigen vrienden of broers en zussen uitkiezen als bewindvoerder. Maar zij hebben ongeveer dezelfde leeftijd en bij overlijden ontstaat er dan opnieuw een vraagstuk. Iemand kiezen van de volgende generatie is veel verstandiger. Probeer jouw ideeën ook al over te brengen op deze bewindvoerder zodat als jij er niet meer bent om als ouder voor het kind te zorgen, hij of zij weet wat jouw gedachte is over bepaalde zaken en wat hen te wachten staat.

Erfrecht

Als iemand overlijdt en geen testament heeft gemaakt en dus geen erfgenamen heeft aangewezen, bepaalt de wet wie de erfgenamen zijn. In het geval een vader en moeder in gemeenschap van goederen zijn getrouwd en drie kinderen hebben, waarbij de vader komt te overlijden, zijn de drie kinderen erfgenamen die als het ware een soort tegoedbon krijgen op de latere erfenis van de moeder op het moment dat zij ook is komen te overlijden. Eenvoudiger gezegd: alles gaat altijd naar de langstlevende partner, maar kinderen hebben wel een vordering op deze langstlevende. Op het moment dat deze langstlevende is overleden, dan pas wordt de vordering afbetaald. Als ouders echter zijn getrouwd op huwelijksvoorwaarden, dan is het privévermogen van de overledene de erfenis die verdeeld moet worden. Dit privévermogen moet dan vererfd worden over de moeder en de drie kinderen en moet apart zijn vastgelegd in het testament van de vader dat de kinderen pas daadwerkelijk (de waarde van) het geldbedrag kunnen vorderen op hun moeder als de moeder is overleden of op enig ander moment dat specifiek in het testament is vastgelegd.

Rekenvoorbeeld

Vader en moeder zijn getrouwd in gemeenschap van goederen en hebben twee kinderen. Vader en moeder hebben een huis en overige bezittingen met een totale waarde van € 300.000,00.
Als vader overlijdt zonder bij testament over zijn nalatenschap te hebben beschikt, geldt de wettelijke verdeling. De helft van het huwelijksvermogen vormt de nalatenschap van vader (€ 300.00,00 / 2 = € 150.000,00). Hij laat na zijn echtgenote en twee kinderen als zijn erfgenamen, tezamen en voor gelijke delen. Een ieder erft € 50.000,00 (€ 150.000,00 / 3).
Op grond van de wettelijke verdeling gaan alle bezittingen (en ook schulden) over op moeder en de kinderen krijgen een vordering in geld op moeder. Deze vordering is door de kinderen onder andere opeisbaar indien moeder komt te overlijden.

Het maakt daarvoor niet uit hoe de relatie van de kinderen met de ouders is. Als de overledene een testament heeft gemaakt, wordt de erfenis in beginsel verdeeld zoals de overledene dat in zijn testament heeft bepaald.

Patricia Duijnhouwer legt uit dat in een testament ook andere zaken als de voogdij of bewindvoering geregeld kunnen worden, er kunnen ook andere wensen worden opgenomen. Denk hierbij aan zaken als opvoeding, verzorging en dergelijke. Het is mogelijk om één persoon te benoemen, maar ook meerdere personen en/of een tweede voogd in geval de eerstgenoemde voogd de functie niet kan of wil aanvaarden, om wat voor reden dan ook. Dit zou eigenlijk in beginsel elke ouder altijd moeten regelen. Voogdij gaat vooral over de verzorging van het kind of de kinderen. Indien er geen voogd is benoemd voor het geval ouders bij hun overlijden kinderen achterlaten die ten tijde van overlijden jonger dan achttien jaar zijn, kan een (vaak nare) situatie zich voordoen indien verschillende familieleden de voogdij willen opeisen. Een kantonrechter zal dan een voogd benoemen.

Het is ook mogelijk om in het testament het benoemen van een bewindvoerder op te nemen, die toeziet op het vermogen dat aan de kinderen wordt nagelaten. Als een kind bijvoorbeeld achttien jaar wordt en beide ouders zijn op dat moment al overleden, dan krijgt het kind de beschikking over het vermogen. Om te voorkomen dat kinderen de nalatenschap aanwenden voor feestjes, vakanties en dergelijke in plaats van het te besteden aan studie, het kopen van een woning etcetera kan je dus een bewindvoerder opnemen in het testament. Je kunt daarin dan vastleggen dat kinderen tot zij bijvoorbeeld de leeftijd van 25 jaar hebben bereikt niet aan het vermogen kunnen komen zonder medewerking van de bewindvoerder. Deze houdt dan toezicht op hetgeen wordt nagelaten aan de kinderen.

En als we dit vertalen naar een kind met een verstandelijke beperking, dat nooit, op geen enkele leeftijd, zelfstandig in staat zal zijn verantwoord om te gaan met hetgeen dat nagelaten wordt, hoe werkt het dan? Ook dan is het mogelijk dat genoemde bewind op te nemen in het testament, maar hier geen leeftijd aan te koppelen. Dus zolang het kind leeft, staat het vermogen onder bewind. Als ouders niets hebben geregeld, dan neemt de kantonrechter hierin een beslissing en wijst een professioneel bewindvoeringskantoor aan, tenzij iemand zich aandient om deze functie op zich te nemen en de rechter hier ook mee akkoord gaat. Het bewind via de kantonrechter ziet ook toe op het vermogen dat het betreffende kind al had, dus niet uit nalatenschap heeft verkregen.

Onterven kan verstandig zijn!

Als je in een zorginstelling verblijft, moet je misschien eerst je eigen vermogen ‘opeten’, terwijl je als je geen vermogen hebt hiervoor eigenlijk van de overheid een ‘zakje met geld’ krijgt. Ik vraag Ankje of je gekort kan worden op deze overheidsbijdrage omdat je een groot eigen vermogen hebt.
“Als je van continue zorg afhankelijk bent, moet je een financiële bijdrage leveren aan die zorginstelling en moet je eigenlijk eerst je vermogen ‘opeten’. Een vastgesteld bedrag mag je wel zelf houden, maar alles daarboven moet je eerst opmaken voordat je aanspraak kan doen op bijvoorbeeld een Wajong-uitkering of een persoonlijk gebonden budget.
Als je dit verplichte ‘opeten van het vermogen’ wil voorkomen en het geld dat je aan je kind nalaat liever wil houden om er voor jouw kind ‘extraatjes’ van te kunnen betalen, kan dat wel.

Ankje: “Heel kort gezegd: je kunt het kind onterven. Dat klinkt heel cru want eigenlijk lijkt het of je daarmee zegt dat niet al je kinderen je even dierbaar zijn. Een kantonrechter is wel geneigd de goedkeuring te geven om de erfenis (eigenlijk onterving) te accepteren als je in het testament bepaald hebt dat je weliswaar je beperkte kind onterft, maar dat je je andere kinderen verplicht een aparte bankrekening te hebben waarvan het kind met beperking het vruchtgebruik heeft, zodat de opbrengst van die bankrekening volledig ten goede komt aan dit kind. Het bedrag van de erfenis dat eigenlijk voor het kind met beperking is bestemd, moet op deze rekening worden gestort. Het bedrag op deze bankrekening wordt dan niet gezien als vermogen van het kind met beperking, want het staat niet op zijn of haar naam en hoeft dus ook niet te worden aangewend om de verzorging in het vervangend tehuis te bekostigen. Je dient dit soort zaken heel goed vast te leggen, want je kunt in Nederland niet zomaar iemand onterven. Iemand heeft ook bij onterving altijd recht op zijn of haar ‘legitieme portie’, zoals dat heet. Deze legitieme portie is altijd de helft van het gewone erfdeel. Bovendien geeft de legitieme portie alleen recht op een geldvordering. Een onterfd kind kan dus geen goederen (de antieke klok) opeisen. De legitieme portie moet ook binnen vijf jaar na het overlijden van de ouders worden opgeëist.

In het geval van een kind met een beperking zou een bewindvoerder deze legitieme portie dus kunnen opeisen als hij of zij  dit van belang zou achten voor dit kind. De bewindvoerder staat altijd onder controle van de kantonrechter want de wetgever wil wel dat de belangen van het kind met beperking goed worden behartigd. De kantonrechter moet ook de beslissing dat het kind is onterfd goedkeuren. Als de kantonrechter beslist dat de onterving niet in het belang van het kind is, dan kan altijd een beroep worden gedaan op de legitieme portie. Dit bedrag kan dan alsnog uiteindelijk worden ‘opgeëist’ door een zorginstelling. Overigens kan een uitkerende instantie ook door de overheid gedwongen worden om de legitieme portie op te eisen.

Het is dus belangrijk om bij onterving goed vast te leggen wáárom je een kind onterft, maar ook hoe je er alsnog voor zorgt dat het niets tekort komt. Eén ding is zeker: het is belangrijk dat de rechter jouw motivatie die je in je testament hebt vastgelegd kan begrijpen. Als je meerdere kinderen hebt en je niet wil dat het kind met een beperking zijn erfenis moet aanwenden voor de inkoop van zorg, is bovengenoemde manier (vruchtgebruik van bankrekening) de meest makkelijke regeling. Wellicht is het dan wel handig om een bewindvoerder te benoemen die het eventueel tegenstrijdig belang van de kinderen die erven kan controleren. Deze benoeming kan weer bij een notaris worden vastgelegd. Een voordeel van deze testamentvorm is dat het onder vruchtgebruik gestelde vermogen niet zal worden aangewend voor de berekening van de eigen bijdrage en dat bij het overlijden van het kind met de beperking er door de andere kinderen geen erfbelasting is verschuldigd.

Veel problematischer wordt het als je maar één kind hebt dat een beperking heeft. Dan kun je wel zeggen dat je een neef aanwijst bij gebrek aan een broer of zus, maar dan moet je wel heel veel vertrouwen in die neef hebben. Bovendien betaalt die neef veel meer erfbelasting dan eigen kinderen. Ankje adviseert in het geval het kind met een beperking enig kind is, hiervoor een stichting op te richten waarbij je deze stichting benoemt tot erfgenaam. Hiermee voorkom je ook weer dat het kind eerst alles moet gaan ‘opeten’ en daardoor het geërfde geld dus niet kan worden besteed aan iets extra’s, buiten de normaal geregelde zorg die het kan krijgen. In de statuten van de stichting moet dan wel zijn vastgelegd wat er met het geld dat de stichting heeft, moet worden gedaan. De kantonrechter moet ook in dit geval wel weer overtuigd zijn dat het geld van de stichting, eigenlijk dus de erfenis, ten goede komt aan het kind met een beperking. Duidelijk is dat het altijd heel belangrijk is zeker te weten aan wie je de taak wil overlaten om alles in het belang van je kind zo goed mogelijk te regelen als je komt te overlijden.

Conclusie

Regel voor je kind achttien jaar is dat er een mentor en een bewindvoerder is vastgesteld. Dat kun je zelf regelen door een formulier te downloaden en dit bij de kantonrechter neer te leggen. Als het gaat om je erfenis, dan ga je naar de notaris. Deze legt vast wat jij wil op financieel gebied. Als het gaat om de gedachten die je zelf hebt over zaken die het welzijn van je beperkte kind aangaan, kun je alles wel vastleggen, maar dit geeft nooit garantie dat dit ook op die manier wordt uitgevoerd.

Ankje: “Je kunt niet vanuit je graf regeren. Op het moment dat je overlijdt, moet je je kind loslaten en het overlaten aan degenen die je de zorg over hem of haar hebt toevertrouwd. Alhoewel zij hopelijk je wensen zullen meenemen, gaan zij bepalen wat er met je kind zal gaan gebeuren.Ik adviseer de lezers van Veine om altijd naar een notaris te gaan, want het is allemaal maatwerk. Dat hoeft absoluut geen groot, sjiek notariskantoor te zijn. Een kleiner, degelijk kantoor dat een echt goede familiepraktijk heeft, is veel belangrijker. Voor ouders lijkt het allemaal heel ingewikkeld, maar notarissen doen dit werk natuurlijk dagelijks en zij weten ook precies wat ze van jou moeten weten om voor jou het beste te kunnen opstellen.”

Patricia Duijnhouwer legt uit dat je bij de praktijk van notariskantoor Bierenga altijd een vrijblijvend gesprek kan aangaan en bespreken wat de mogelijkheden zijn. Persoonlijke aandacht en grote mate van betrokkenheid is de wijze waarop zij denken het beste advies aan hun klanten te kunnen geven. Elke mens is uniek met specifieke wensen. Alleen door een persoonlijke en individuele aanpak kan het juiste antwoord op de vraag worden gegeven. De kosten hangen erg af van wat men in een testament wenst te regelen. Een basistarief voor twee gelijkwaardige testamenten inclusief B.T.W. met inschrijving in het centraal testamentenregister bedraagt bij notariskantoor Bierenga € 640,00.

 

kader

Goed te weten:

En kind met een beperking heeft een grotere vrijstelling van belasting bij erfenis dan kinderen zonder beperking.

Met alle personen genoemd in het testament kun je vooraf gesprekken voeren en dus afspraken maken.

Als je niemand in jouw omgeving de bewindvoering wil toevertrouwen, dan zijn er professionele bewindvoerders, die zich moeten houden aan strenge wettelijke regelgeving en die zich ook regelmatig moeten verantwoorden bij de kantonrechter. Iedereen voelt natuurlijk aan dat dit niet ideaal is, maar dat er soms geen andere mogelijkheid is omdat er simpel niemand beschikbaar is om je kind te begeleiden na je overlijden.

Na het overlijden kan er sprake zijn van een bewindvoerder die gaat over het geld en een mentor die gaat over de gezondheid van een beperkt kind. Vaak is dat dezelfde persoon, maar dat hoeft niet. Als het niet dezelfde persoon is en er tegenstrijdige belangen zijn, kan altijd nog om advies gevraagd worden bij de kantonrechter.

Je kunt naast een mentor en een bewindvoerder ook een toezichthouder aanwijzen. Een derde persoon die meekijkt of de bewindvoerder en de mentor hun taak goed vervullen.

Wat ik nog wel zou willen meegeven is het nadenken over een zogenaamd levenstestament. Stel: één of beide ouders van een kind met een beperking raakt of raken wilsonbekwaam, bijvoorbeeld bij dementie of coma. Dan kun je hierin ook weer iemand benoemen die gevolmachtigd wordt om alle zaken te regelen voor de ouder(s). Dit levenstestament is een aparte akte, een los testament. Een arts verklaart of iemand wilsonbekwaam is zodat de gevolmachtigde genoemd in dit testament, zaken kan gaan regelen.

Advies bij testamenten is ook dat men deze iedere vijf jaar weer even bekijkt en doorspreekt. Zijn er andere wensen, zijn er zaken veranderd, zowel in de persoonlijke leefomgeving maar ook fiscaal gezien.

Erfbelasting cijfervoorbeeld

Voor het jaar 2019 gelden voor de erfbelasting de volgende vrijstellingen en tarieven:

Echtgenoten hebben een vrijstelling van:
 € 650.913,00

Kinderen hebben een vrijstelling van: € 20.371,00

Gehandicapte kinderen hebben een vrijstelling van: € 61.106,00

Andere erfgenamen hebben een vrijstelling van: € 2.147,00

In de toelichting erfbelasting van de belastingdienst staat het volgende vermeld:

“Voor de erfbelasting is een gehandicapt kind een kind dat:

  • –  voor het grootste deel door de overledene werd onderhouden (hiermee wordt bedoeld dat meer dan de helft van de kosten voor zijn/haar levensonderhoud door de overledene is betaald;

–  door lichamelijke of geestelijke ziekte vermoedelijk niet in staat is om de komende drie jaren met werk de helft te verdienen van wat gezonde personen van dezelfde leeftijd kunnen verdienen. Het gaat hierbij om werk dat het gehandicapte kind kan doen ondanks zijn ziekte.”

Indien het bedrag dat je erft hoger is dan de vrijstelling dient er erfbelasting te worden betaald. Voor het berekenen van de te betalen erfbelasting wordt gekeken naar de waarde van de erfenis alsmede naar de relatie tussen de overledene en de verkrijger.

  • Tariefgroep 1: Echtgenoot of geregistreerd partner en kinderen 
Tussen € 0 en € 124.727 10% en € 124.727 en hoger 20%
  • Tariefgroep 1a: Afstammelingen in de tweede of verdere graad 
Tussen € 0 en € 124.727 18% en € 124.727 en hoger 36%
  • Tariefgroep 2: Andere erfgenamen Tussen € 0 en € 124.727 30% en € 124.727 en hoger 40%
Back To Top
Ga naar de inhoud